Honderdduizend Contichse Cactussen

We houden allemaal wel van bloemetjes. Ook in huis, in een vaasje. Deden onze Gallo-Romeinse voorouders dat ook al? Heel wat aardewerk dat werd opgegraven, wordt “vaas” genoemd. Zo’n vaas diende vaak om de as van doden in te begraven en vooral om voedsel of drank klaar te maken, op te dienen of te bewaren.

Soms was het aardewerk prachtig versierd of beschilderd. Zo werd het een mooi stuk decoratie voor de huiskamer. Maar of er bloemetjes in werden gezet, daar hebben we het raden naar. Er zijn wel geschilderde bloemen teruggevonden op de muren van Romeinse villa’s. De voorlopers misschien van de stillevens waar onze Lage Landen gedurende de 16e en 17e eeuw in uitblonken?

In de Gouden Eeuw brachten ontdekkingsreizigers van over zee exotische bloemen en planten mee. Het werden begeerde hebbedingen voor de top van de rijkste klasse. Denk maar aan de tulpenbollen, die zo duur werden dat ze zelfs een diepe financiële crisis veroorzaakten. In de 18e eeuw raakte ook de hyacint zozeer in de mode dat er bijna weer zo’n windhandel uit voortkwam.

Die nieuwe rage deed een nieuw type gebouw ontstaan, meestal naast de kastelen: de oranjerie of orangerie. Een verwarmde annex met veel glas, waarin de frêle exoten tegen onze gure weersomstandigheden werden beschermd. De naam is ontleend aan de citrusplanten die er bij voorkeur in werden gekweekt.

In de volgende eeuwen werd er gebruik gemaakt van nog meer glas en in de 19e eeuw van een ijzeren frame en vloerverwarming, met als hoogtepunt het Crystal Palace, ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van Londen in 1851. De naam gaat nog altijd mee en zorgde zelfs voor een voetbalploeg in de Engelse eerste klasse.

De Koninklijke Serres in Laken werden in 1873 ontworpen door Alphonse Balat. En zo is uiteindelijk ook hier de glascultuur ontstaan.

Frans De Laet (1866-1928) (Catalogue Général,
ca 1907-1908)
Tegen het einde van de eeuw was serreteelt ook populair geworden in Kontich en Waarloos, zij het vooral voor groenten. Alhoewel bijvoorbeeld de Bloem- en fruitkweekerij van de uit Nederland geïmmigreerde H.H. van der Groen in Kontich-Kazerne, vermaard voor zijn zeldzame sierplanten, ook belangrijk was. Maar het was toch een echte Kontichnaar die met de pluimen gaat lopen.

Frans De Laet wordt in 1866 als boerenzoon geboren. Zijn ouders zijn blijkbaar bemiddeld, want ze laten hem op pensionaat gaan in Rijsel. Hij neemt op jonge leeftijd in Antwerpen een koffiehandel over. Zo komt hij in contact met heel wat mensen uit andere continenten. En die relaties brengen soms cactussen mee, die een ware rage zijn geworden in wereldhaven Antwerpen en elders in Europa.

De eerste exemplaren heeft De Laet gevonden op de markt van de Groenplaats. Hij koopt ze en gaat op zoek naar meer van deze bizarre planten. Toevallig komen de meeste van zijn handelspartners van landen die bulken van de cacteeën, in Amerika en Afrika, van Katanga in Belgisch Congo tot Kaapstad.

Rollover Image: Woning De Laet & serrencomplex De hobby wordt passie, hij werkt zich op tot een uiterst bekwaam cactuskweker en -kenner. In 1893 bouwt hij een serre voor zijn lievelingsplanten, achter zijn woning gelegen op de toenmalige ’s Heerenlei 6 (nu de Duffelsesteenweg).

Hij wordt stichtend lid van de Deutsche Gesellschaft für Kakteenfreunde die nog altijd bestaat. Hij wordt betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Vetplantenverzamelaars. Hij ontvangt collega-experten van over heel de wereld.

Voor hen bouwt hij Mexicaanse tuinen, één in een serre en één buiten ("den berg"). Achter de berg staat een hoge windmolen boven een waterput, die de energie levert om de kassen te bevloeien. Zijn verzameling breidt alsmaar uit zodat hij herhaaldelijk serres moet bijbouwen. Bij zijn overlijden op 25/12/1928 zijn er 21 van elk 25 meter lang (2.000 m²), met nog 500 m² raambakken.

Rollover Image: Hoog bezoek Hij wordt internationaal gewaardeerd omdat hij eerder liefhebber is dan commerçant. Zijn (informatieve) catalogi worden op ruime schaal verspreid. Zowel in binnen- als buitenland kaapt hij vanaf 1896 ereprijzen weg op tentoonstellingen.

Helaas sterft hij jong. Hij wordt opgevolgd door Arille Teucq, onderdirecteur van een suikerfabriek in Brugelette, die is getrouwd met zijn dochter Alice. Er werken dan 35 personeelsleden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de eerste serres afgebroken om plaats te maken voor de dan meer noodzakelijke aardappelen. In 1945 worden de laatste plantenkassen verkocht en in 1948 komt de rest aan de beurt. Zo kent een wereldberoemde cactuskwekerij en -verzameling door allerlei spijtige omstandigheden een droevig einde.

Slideshow: de serres, van buiten en van binnen; de tuin.

Het complex was gelegen in de vork tussen de Mechelse- en Duffelsesteenweg, amper vijftig meter achter de parkeerplaats van het vredegerecht en het postkantoor en vóór de Lijsterbolstraat, maar de sporen zijn met de jaren uitgewist. Een aantal verwanten van De Laet en Teucq wonen nog altijd in ons dorp. Maar de namen van de stichter en zijn naaste medewerkers zijn vereeuwigd in namen van cactussen en vetplanten, zoals de Echinocereus delaetii en de Coryphantha delaetiana. (Toevoegen aan onze streekproducten?)

Wijlen Raoul Goovaerts, bij leven drogist en zoon van Pietje Vergif, heeft in 1997 een studie geschreven over deze cactuskwekerij. Ze kan ingezien worden in het Documentatiecentrum van de Kring voor Heemkunde, Duivenstraat 22, elke maandagavond van 20.00 tot 22.00 uur.

Tekst: Frank Hellemans. Foto’s: Dossier Raoul Govaerts & Kring voor Heemkunde.
Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, maart 2020.

En vind HIER de lijst van alle heemkundige "Sprokkels" over Kontich-Waarloos.

Zoeken in onze website


Created: 29/03/2020

© 2003-2020 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden